top of page

Vanaf 4 jaar en ouder – De ontwikkeling van een kind

 

Daniel Greenberg – oprichter en staflid Sudbury Valley School 

 

Vanaf de leeftijd van ongeveer vier jaar hebben mensen een volledig ontwikkeld communicatiesysteem wat hen voor alle doelen en omstandigheden tot volwaardige personen maakt. Ze kunnen zich uitdrukken, hebben begrip van wat hen wordt verteld en kunnen hun gedachtes structureren en kunnen dingen met hun omgeving doen.

 

 

Je kunt je afvragen of een persoon vanaf deze leeftijd in een boek over het grootbrengen van een kind moet staan, omdat ik zelf iemand vanaf die leeftijd niet meer tot een ‘kind’ reken. Tot op zekere hoogte hoort het onderwerp hier dus niet, en toch rekent de maatschappij mensen van een zelfs veel oudere leeftijd nog tot kinderen, en vanuit die maatschappelijke norm zullen wij dit onderwerp hier bespreken.

 

 

Ik wil hieronder uitleggen waarom ik een persoon vanaf de leeftijd van vier jaar als rijp beschouw. Het belangrijkste element van rijpheid is oordeel. Rond de leeftijd van ongeveer vier jaar hebben mensen de beschikking over een volledig ontwikkeld bewustzijn over hoe problemen opgelost en hoe besluiten genomen moeten worden; ze beschikken over het bewustzijn van wat ze weten en wat ze niet weten, welk soort informatie ze nodig hebben om problemen op te lossen, en wanneer ze uit hun problemen zijn. Het is zeer moeilijk voor mensen in onze cultuur om dit van kinderen te geloven. De meeste mensen denken dat het oordelend vermogen pas veel later wordt ontwikkeld. Men is vaak niet in staat om de leeftijd precies aan te geven — sommigen zeggen 13, anderen 16, anderen 18, of 21. Ik zie geen significante verandering na de leeftijd van vier jaar. Wanneer ik naar vier- of vijf- of zesjaar oude kinderen kijk als ze besluiten nemen, zie ik alle componenten van het proces van oordeelsvorming wat ik in een persoon op de leeftijd van veertig zie. Het proces is het zelfde, volledig doordacht, waarin de vragen, de beschikbare informatie en de vroegere levenservaring gewogen wordt. Wat met leeftijd verandert is dat een persoon naarmate hij/zij ouder wordt meer kennis en levenservaring opdoet, die in het maken van oordelen gebruikt kan worden. Ik denk dat je je moet realiseren dat dit een zeer kwalitatief proces is wat op alle leeftijden plaatsvindt. Een persoon op de leeftijd van vijftig kan evenveel problemen hebben in het vinden van een oplossing als een persoon op de leeftijd van vijf. Een persoon op de leeftijd van vijftig die met een nieuwe situatie wordt geconfronteerd kan zich net zo hulpeloos voelen zoals een kind van vijf. Hier hebben wij een uitdrukking voor in onze taal; wij spreken over oudere mensen die met moeilijke situaties worden geconfronteerd alsof ze zich weer als een kind voelen. Eigenlijk wijst de taal op de vooroordelen van de maatschappij. Wat wij werkelijk bedoelen is dat het gevoel van hulpeloosheid als iemand met een nieuwe situatie wordt geconfronteerd, het herkennen van de eigen beperkingen en het niet direct een adequate oplossing bij de hand hebben, niets met leeftijd te maken heeft. Ons vooroordeel komt voort uit het feit dat wij van een vijftigjarige verwachten dat hij geconfronteerd met problemen gewend is om harde besluiten te nemen en dat het nemen van deze besluiten op een bepaalde manier zal gaan, waarbij we onvoldoende herkennen dat een persoon van vijf precies hetzelfde doet. Er zijn zeker een groot aantal gebieden waarin vier- of vijf- of zesjarigen onervaren zijn, en daarin kunnen zij meer hulp nodig hebben. Maar zelfs daarbij moet je je argumenten zeer zorgvuldig wegen, omdat er hier sprake kan zijn van een soort terugkoppelingsmechanisme. Vier, vijf, zesjarigen komen niet in aanraking met situaties die zij nog boven hun pet vinden gaan. Naarmate zij ouder worden, komen zij in aanraking met meer en complexere situaties, waarin zij zich gewoonlijk nog niet erg verdiepen. Het is iets wat je op alle niveaus van rijpheid ziet. Mensen komen altijd nieuwe uitdagingen tegen, maar zij erkennen over het algemeen hun beperkingen en proberen een goede inschatting te maken van de haalbaarheid van de situatie. Dus als we het wel beschouwen is de besluitvorming van een vijfjarige en een vijftigjarige vrij identiek. In beide gevallen kunnen mensen betrokken bij een besluitvormingsproces geconfronteerd worden met de behoefte aan nieuwe gegevens, met het besef van hun beperkingen en met het feit vast te lopen. Het zijn niet alleen kinderen die vastlopen en onervaren zijn; het maakt niet uit wie het is, iedereen reageert hetzelfde wanneer men geconfronteerd wordt met een situatie die nieuw is.

 

Een ander kenmerk, buiten oordeelsvorming, dat vaak wordt gebruikt om kinderen van vijf jaar van volwassenen van vijftig jaar te onderscheiden, is ‘leren’. Wij horen vaak het men zegt dat “kinderen nog veel te leren hebben”. Anderzijds, hebben wij een tegenovergestelde houding naar oudere mensen, die vrijwel onbekwaam om te leren worden beschouwd; “u kunt een oud paard geen nieuwe trucs onderwijzen”. Eigenlijk is een menselijk wezen een dier die constant lerend door het leven gaat, van het ogenblik van geboorte tot het ogenblik van de dood; inderdaad zou een menselijk wezen die is opgehouden met leren bijna als dood beschouwd kunnen worden. Zolang er enige hersenenactiviteit is, is leren mogelijk — wat waarschijnlijk ook waar is voor lagere diersoorten. Dus het gezegde ‘dat hij/zij nog veel te leren heeft’ kan redelijkerwijs niet gebruikt worden als onderscheidende factor tussen jongere en oudere mensen, omdat het, denk ik, niet gebaseerd is op een objectief oordeel over de aard van het leervermogen van de mens.

 

Een ander onderscheid dat mensen proberen te maken tussen jonge mensen en oudere mensen is dat van afhankelijkheid en onafhankelijkheid. Men vertelt jonge kinderen dat zij vreselijk afhankelijk zijn, en je hoort vaak een ouder zeggen: “zolang ik voor je zorg moet je doen wat ik vraag en als je zelf ouder en onafhankelijk bent, kan je doen wat je zelf wil. Het algemene beeld van ouderen is dat zij onafhankelijke mensen zijn. Opnieuw vind ik dit een zeer misleidend onderscheid. Als we het wel beschouwen, realiseren we ons dat volwassenen ook, bijvoorbeeld, van hun echtgenoten of directe vrienden zeer afhankelijk kunnen zijn. Zij zijn afhankelijk van anderen voor hulp of om door een crisis te komen. Er zijn manieren om dit uit te drukken, zoals “het is goed om vrienden te hebben waar je op kunt rekenen”. Wat wij werkelijk zeggen is, dat voor al onze onafhankelijkheid, een groot deel van ons nog afhankelijk blijft van vriendschap. In een veel diepere betekenis is de moderne maatschappij op heel wat manieren onderling sterk afhankelijk — economisch, sociaal, ecologisch. Zelfs mensen die pleiten voor een terugkeer naar de natuur bevinden zich, ironisch genoeg, afhankelijk van de rest van de beschaving in het mogelijk maken van hun ideaal. Je kan aan nog veel meer voorbeelden denken. Het is bijna onmogelijk om in een positie te verkeren waarin je onafhankelijk bent van de rest van de maatschappij. Ik denk dus dat mensen zichzelf een beetje voor de gek houden voor wat dit onderwerp betreft, vooral wanneer zij over kinderen spreken. Wanneer volwassenen onder elkaar spreken, realiseren zij zich volledig dat zij van elkaar en van de rest van de maatschappij afhankelijk zijn, maar een grote nadruk op onafhankelijkheid wordt gewoonlijk getoond wanneer zij met kinderen spreken. Als je de manier van spreken tussen ouders en hun kinderen vergelijkt met de manier waarop volwassenen met elkaar spreken valt op dat het bijna niet voorkomt dat een man en een vrouw hun afhankelijkheid in argumenten zullen benadrukken. Er is geen enkel gebruikelijk kader waarin zij hiernaar verwijzen, hoewel zij vreselijk afhankelijk van elkaar kunnen zijn. Maar wanneer kinderen en ouders over hun verschillen debatteren, is één van de eerste dingen die als argument genoemd wordt “omdat je van me afhankelijk bent, moet je het doen op mijn manier.” Ik denk dat het interessant is om deze tegenstrijdigheid te kennen, die wordt gebruikt om kinderen in het gareel te houden.

 

Een ander ding van wat ik wil zeggen is dat kinderen van vier-, vijf- of zes jaar oud — laat staan oudere kinderen — veel onafhankelijker zijn dan wij hen toerekenen. Zij zijn vrij competent om voor zichzelf te denken en te begrijpen wat er gebeurt. In alle opzichten hebben zij een eigen mening. Voor mij is het verbazend te zien hoe vaak volwassenen kinderen niet als echte mensen beschouwen. De meest vreemde dingen gebeuren. Volwassenen handelen vaak in aanwezigheid van kinderen alsof zij er niet zijn, alsof zij non-entiteiten zijn. Er worden vaak dingen gezegd of voor hen gedaan alsof zij een deel van het meubilair uitmaken. Bijvoorbeeld, er zijn vele klassieke verhalen van artsen die gevallen van kinderen bespreken met het kind als patïnt erbij alsof ze daar niet fysiek aanwezig zijn, iets wat dezelfde artsen niet zouden durven doen in het geval van een volwassen patiënt.

 

Een andere categorie die vaak wordt gebruikt om kinderen van volwassenen te onderscheiden is spel. Mensen zeggen: “kinderen willen graag spelen en zijn niet geïnteresseerd in de ernstige dingen van het leven”. Terwijl van volwassenen verwacht wordt dat ze serieuze dingen doen. Inderdaad zullen volwassenen hun spel zorgvuldig benoemen, zodat wanneer zij beslissen om te gaan spelen, ze dit feit kunnen scheiden van de rest van hun serieuze werkzaamheden. Ik denk dat het goed is om nog wat meer over dit onderwerp te zeggen. Misschien is de beste plaats om te beginnen met de observatie dat, in een minder formele omgeving (d.w.z., in een niet-gestreken overhemd omgeving), vrolijkheid en spel dingen zijn die mensen op alle leeftijden bezig houdt. Bijvoorbeeld, antropologen laten zien dat in de zogenaamde “primitieve” stammen spel onder volwassenen vaak wordt waargenomen. Natuurlijk, wordt hierbij altijd gerefereerd naar “kinderlijk spel” — een andere aanwijzing dat onze taal duidelijk op vooroordelen gebaseerd is — maar het feit blijft dat rijpe mensen van spelen houden. En de belangrijkste reden voor dit is dat het spel een creatief, natuurlijk soort activiteit voor een associatief, nieuwsgierig en leergierig brein is.

 

Het is droevig om te zeggen, maar onze maatschappij laat zich niet van de goede kant zien op dit gebied. Wij worden zo gelimiteerd door het programmeren van volwassenen in duidelijk omlijnde, vastgestelde activiteiten en vaste routines dat er een kans bestaat dat spel bij volwassenen kapot gemaakt wordt. Het is niet vanwege de leeftijd, maar vanwege de rollen die zij in een Westelijke industriële cultuur verondersteld worden te spelen. Vaak hoor je een persoon over iemand die hij professioneel al jarenlang kent, en waarmee hij toevallig op een vakantie is, zeggen: “Ik realiseerde me niet dat je met deze persoon zo veel pret kon hebben, dat er een dergelijke speelse kant aan hem zat.” Wij zijn altijd verbaasd om gewone natuurlijke kenmerken waar te nemen in mensen van alle leeftijden, maar in het dagelijkse leven van de meeste mensen in onze maatschappij worden die kenmerken onderdrukt.

 

Samenvattend, in werkelijkheid bestaan veel van de verschillen die de maatschappij als onderscheidend tussen kinderen en volwassenen stelt niet. De mensen op de leeftijd vanaf vier en ouder hebben oordelend vermogen, kunnen leren, zijn zowel afhankelijk als onafhankelijk op diverse manieren, en zij spelen allen, enz. Ik zie dus geen redenen om op een kwalitatieve manier tot een onderscheid te komen tussen een persoon van vier-, vijf-, of zes en een persoon op de leeftijd van twintig of dertig jaar oud. Rondom de leeftijd van ongeveer vier jaar, heeft het lichaam en het oordeel van een persoon een functionele rijpheid, en vanaf die tijd groeit de hoeveelheid ervaring en kennis en ieder ontwikkelt zich langs een unieke weg in het leven. Wat neerkomt op een enkel simpel feit; dat kinderen vanaf de leeftijd van vier behandeld zouden moeten worden zoals je een volwassene zou behandelen. Nu moet je voorzichtig zijn om niet de verkeerde conclusies te trekken. Het zou ongepast zijn om kinderen te ontzeggen wat hun van nature toekomt. Alle mensen, ongeacht leeftijd, hebben behoeften die niet aangetast zou moeten worden. Bijvoorbeeld, alle mensen hebben behoefte aan affectie. Het is dus niet zo dat je heel veel affectie moet geven aan vier of vijf jarigen en niets meer als een persoon twintig wordt. Affectie is noodzakelijk voor menselijk wezens gedurende hun hele leven. Hieronder rekenen we ook liefde, warmte, en fysiek contact. Over het algemeen keuren we deze behoefte bij een zuigeling goed, maar we keuren het op latere leeftijd vaak af, hoewel zij net zo essentieel is voor een volwassene als voor een baby. De vraag die daarbij opkomt is “hoe is deze scheiding tussen leeftijden in de Westelijke cultuur ontstaan?”. Deze vraag blijkt gekoppeld aan een andere vraag namelijk: “waarom denken we in de Westelijke cultuur dat het volwassen worden op een ongewoon late leeftijd voorkomt, namelijk gedurende de pubertijd?” Het antwoord in beide gevallen ligt in de aard van Westelijke beschaving en zijn geïndustrialiseerde technologische maatschappij.

 

Er zijn vele aspecten verbonden aan het antwoord op voorgaande vragen en ik wil alleen maar een paar daarvan benadrukken om tot een argumentatie te komen. Eén ding wat in de afgelopen jaren is gebeurd is dat de gemiddelde leeftijd van de mens enorm is gestegen zodat de mens bijna drie keer zolang leeft in vergelijking met nog maar kort geleden. De resulterende bevolkingsexplosie heeft enorm complexe gevolgen gehad in de voorziening van al deze mensen. één manier om de situatie te beheersen is het verminderen van concurrentie op de banenmarkt, door te snoeien aan beide einden van het arbeidskrachtspectrum. Enerzijds introduceer je een pensioneringsleeftijd om oudere arbeiders uit de markt te halen (hoewel het belachelijk is om een vaste leeftijd te koppelen aan de behoefte om op te houden met werk). Dit heeft ons geconfronteerd met mensen die in hun 60ste, 70ste levensjaar of ouder die nog prima in staat zouden zijn om productief werk te doen en daar vreugde uit te halen, die gedwongen worden zich in verveling en afgedwongen luiheid terug te trekken. Zo kappen we één eind van het spectrum af. Daarnaast zeggen we dat een persoon van minstens veertien jaar oud, maar bij voorkeur pas met achttien jaar of ouder de banenmarkt kan betreden, waarbij de leeftijd gekoppeld is aan de krapte op de arbeidsmarkt. Honderd jaar geleden begonnen grote aantallen mensen met werk op de leeftijd van acht of negen jaar. Men zegt vaak dat de leeftijd omhoog is gegaan uit medeleven voor kinderen. Hoewel dit ongetwijfeld een factor was, denk ik dat de belangrijkste reden dat kinderen van de arbeidsmarkt werden verwijderd, het verminderen van de concurrentie met volwassenen was. Er waren niet voldoende banen in omloop, en één manier om dat te behandelen was om kinderarbeid af te schaffen.

 

Het eindresultaat is dat men door oude en jonge mensen buiten het arbeidsproces te houden een enorm probleem heeft gecrëerd, dat van oudedagvoorziening en van jeugdopvang.

 

Een ander aspect van late volwassenheid stamt uit het feit dat de geïndustrialiseerde maatschappij, zoals we die tijdens de laatste eeuw hebben gehad, een grote behoefte had aan robotachtige mensen om in bepaalde plaatsen in de economie te passen. Dit vergt tijd en inspanning. Een menselijk wezen veranderen in een robot is niet iets wat je even doet en het is heel anders dan iemand te trainen in het opnemen van een verantwoordelijke rol. Vroeger gingen kinderen in de leer bij ouderen op een moment dat ze nog vrij jong waren; het was vrij gewoon om vier jarigen te zien rondsnuffelen in een smederij of weverij en te leren van de ingewikkelde werkzaamheden. Zelfs peuters kunnen kleine details van de handelingen opnemen die in hun huis plaatsvinden; ze onthouden zelfs ingewikkelde zaken als hoe je moet koken, hoe je moet schoon maken, enz. Het is fout (dat heb ik al gezegd) om te denken dat kleine kinderen in complexe situaties zich niet nuttig kunnen maken. Dat kunnen zij wel. Het is niet de ingewikkeldheid waarover wij altijd spreken. Vanaf de oertijd vonden kleine kinderen manieren om zich geleidelijk aan te verdiepen in complexe situaties. Zelfs in de meest complexe industriële maatschappij kunnen kinderen vanaf vier jaar een essentiële rol spelen, en kunnen zij een plek van interesse vinden waar zij langzaam alle complexiteiten kunnen waarnemen en leren beheersen. Het is de moeite die het kost om hen in robots te veranderen die tijd vergt. Het vergt jaren om dat te doen. Er is een sterke correlatie tussen de mate van technologische ontwikkeling en de tijdsduur. Neem nu wetenschap, bijvoorbeeld. Vandaag is een gemiddelde promovendus in de wetenschap een oncreatieve robot die nog enkele jaren als post-doctoraal wordt aangesteld onder de begeleiding van iemand anders. Gewoonlijk, begint hij niet eerder met zijn eigen werk tot hij in de dertig is. Dat is de norm in wetenschap, een hoogst geavanceerd terrein. Waarom is dit het geval? Terwijl een generatie of twee geleden de norm was dat mensen als vroege 20er creatief werk deden? Het antwoord is dat in vroegere tijden er minder wetenschappers waren. Het was een kleine groep die zich daarmee bezig hield, zodat iedereen ontspannen bezig kon zijn, en er geen druk lag om wetenschappers in een bepaalde vorm te dwingen. Vandaag de dag is er een enorme hoeveelheid concurrentie, en een geroutineerde reeks uit te voeren taken voor wetenschappers. Het is noodzakelijk om hen tegenwoordig voor iets voor te bereiden – zodat er voldoende fysici zijn voor de diensten en industriën, zodat er voldoende biologen zijn om ziekte te bestrijden, enz. Wetenschap bedrijven is nu een volledig andere onderneming dan het ooit was en als je enkel iedereen laat doen wat ze willen, als je hen dezelfde vrijheid zou geven die zij ooit genoten dan zouden de meeste van hen dingen doen wat de maatschappij niet in het bijzonder zou willen. Zo zet de maatschappij een enorme druk op het ontwikkelen van wetenschappers door hen in het gareel te houden en hoe langer zij in het gareel gehouden worden des te minder waarschijnlijk is het dat zij aan het einde van een hele lange opleiding nog onafhankelijk genoeg en creatief genoeg zullen zijn om uit dit harnas te breken en des te meer kan de maatschappij erop rekenen dat zij de rest van hun leven in een sleur blijven. Wat ik over wetenschap heb gezegd geldt eigenlijk in het algemeen: hoe complexer de maatschappij wordt, en de meer opties er open zijn, des te moeilijker is het om jonge mensen in vastgestelde patronen te vormen en des te langer duurt het om hun als robots op te leiden, tot zelfs in leeftijden die ver voorbij wat men in het algemeen als kinderjaren beschouwt.

 

De vraag die ik heb getracht te beantwoorden was, “waarom gaat het volwassen worden bij ons door tot in de pubertijd en daarna?” Kortom, het antwoord is dat in de loop van de jaren de maatschappij meer en meer tijd heeft opgëist om mensen om te vormen in robot-achtig functioneren. Dat is de reden dat er een uitstel ontstaat in de periode wanneer de overgang plaatsvindt van een staat van afhankelijkheid naar een staat van onafhankelijkheid, het eigenlijke volwassen worden. Een post-doc wetenschapper gaat door een periode van volwassenwording op de leeftijd van dertig. De meeste mensen in onze maatschappij gaan door hun belangrijkste fase van volwassenwording in hun tienerjaren (eerder dan tussen één en vier jaar wanneer het normaal zou zijn), maar dit herhaald zich zodra zij weer in een overgang van een staat van totale afhankelijkheid naar een staat van semi-onafhankelijkheid komen, met alle bijbehorende ongelukken, opstanden en wrok. Ik denk dat in het soort maatschappij dat ik bepleit het fenomeen van tieneradolescentie helemaal niet zal bestaan. Eerder zullen ze allen de pubertijd vertonen tussen de leeftijd van één en vier jaar, waar de meest significante levensveranderingen op de weg van persoonlijke onafhankelijkheid plaatsvinden. Maar dit kan slechts in een maatschappij plaatsvinden waar geen behoefte is aan een soort robot-achtige vorming zoals die nu plaatsvindt.

 

Ik wil nog een paar definitieve woorden over de rol van een persoon vanaf de leeftijd van vier en ouder in de familie zeggen. Ik heb aangenomen dat een kind tot de leeftijd van vier het onderwerp van zorg en aandacht is, wat het gevolg is van een zich ontwikkelend lid binnen de familie. Voor mij is het vrij duidelijk dat zodra kinderen de leeftijd van vier hebben bereikt, zij volwassen zijn in alle doelen en functies en een volledige rol in de familie kunnen opnemen en een volledig aandeel kunnen hebben in de familieverantwoordelijkheden. Wat hun aandeel zal zijn hangt af van de familie, maar zij hebben het recht en de verwachting dat zij als ieder ander behandeld zouden moeten worden. Dat betekent, enerzijds, dat zij hun verantwoordelijkheden dragen en manieren moeten vinden om bij te dragen aan familiekarweien en anderzijds moeten zij dezelfde aandacht ontvangen zoals aan alle andere leden van de familie gegeven wordt in besluitvorming. Het deel over het dragen van hun verantwoordelijkheid is niet zo moeilijk te bevatten, omdat in boerenfamilies en in andere culturen dit altijd al plaatsvindt. Het is vrij gebruikelijk dat jongeren in de leeftijd van vijf of zes jaar water halen, de dieren voeden en de koeien melken. Er is absoluut geen reden waarom zij normale dingen in huis niet zouden kunnen doen; dat betekent niet zij alles zouden moeten doen. Het betekent bijvoorbeeld niet dat zij zouden moeten kunnen koken, maar toch zijn het in de meeste families niet alleen de volwassenen die koken. Niemand zegt dat alle leden van een familie uitwisselbaar moeten zijn. Maar voor mij is het duidelijk dat zodra kinderen de leeftijd van oordeelsvorming hebben bereikt, er één of andere manier voor hen moet zijn om hun verantwoordelijkheid te dragen in de familie. De andere kant van die medaille is iets wat moeilijker geaccepteerd wordt is in onze maatschappij, namelijk dat dit zelfde kind een volledige stem moet hebben in de besluitvorming in de familie. Dat is uiterst moeilijk om in onze mannelijk overheerste patriarchale maatschappij uit te voeren, waar gewoonlijk de enige persoon die werkelijk besluiten in de familie neemt de vader is. Vaak houdt hij zelfs niet eens rekening met de opinie van zijn vrouw, laat staan met die van zijn kinderen. Zelfs in families waar beide echtgenoten besluitvorming delen is het zeer zeldzaam dat kinderen over belangrijke besluiten geraadpleegd worden. Ik vind dit een volledig anachronisme en ik zie niet hoe het nog veel langer gehandhaafd kan worden.

 

Een ander gevolg van deze mening is dat kinderen in principe dezelfde mobiliteit zouden moeten hebben die volwassen leden van de familie hebben. Wij beperken de mobiliteit altijd van kinderen in onze maatschappij. Het idee dat kinderen hun tijd en hun mobiliteit zoals volwassenen zouden moeten kunnen regelen is één idee wat we zouden moeten goedkeuren. Ik denk dat de gevolgtrekking van het feit dat kinderen volwaardig lid van de familie zijn, spoedig na de conclusie zal komen dat de vrouw een volwaardig lid van de familie is. In dit opzicht, gaan vrouwen heel wat voorwerk voor kinderen doen. Het belangrijkste is de mannelijke overheersing in het huis te breken. Het is overigens niet zeker, dat als dit wordt gebroken, kinderen automatisch een volledige zeggenschap krijgen in een gezin, maar het zal op z’n minst gemakkelijker gaan. Ik denk dat wij meer en meer families zullen zien waar volwassenen gelijke stemmen in besluitvorming hebben en wij zullen veel van dergelijke families zien die vaker kinderen een volledige stem geven in familiezaken in tegenstelling tot families waarin de man de baas is.

 

In zekere zin is dit een abnormaal hoofdstuk in een boek over het grootbrengen van een kind, waarbij de boodschap is dat kinderen vanaf rond de vier jaar behandeld zouden moeten worden als volwassenen en je op moet houden hen te behandelend als “kinderen”. Er zou geen onderscheid moeten zijn in je fundamentele houding ten opzichte van een familielid van vijf jaar of vijfendertig jaar.

 

Child Rearing Hfst 9, Daniel Greenberg, 1987 Sudbury Valley School Press, 177 pp.

 

Er is een goedkeuring gegeven om deze tekst vrij te kopiëren en te verspreiden, vooropgesteld dat de tekst niet is aangepast of ingekort en dat deze notitie in bijgevoegd. Voor meer informatie over SVS titels die elektronisch beschikbaar zijn, surf naar de website: van de Sudbury Valley School

bottom of page